Jan Hoet in de Hemel slaags met Oude Meesters

HET PARADIJS – Vannacht is de Vlaamse kunstkenner Jan Hoet overleden. Hij werd 77 jaar. Terwijl de internationale kunstwereld treurt, is Hoet ondertussen aangekomen op zijn verdiende plekje in het Hemelse Paradijs. Daarbij is het volgens bronnen kort bij God De Vader echter al snel tot een opstootje gekomen tussen Jan Hoet en enkele Oude Vlaamse Meesters.

“Het begon allemaal toen Jan Hoet hier aankwam,” vertelt de Heilige Lucas, die getuige was van de vechtpartij. “De andere zielen kwamen toegestroomd om hem te verwelkomen. Iedereen wilde hem zien, sommigen omdat ze al zoveel van hem hadden gehoord, anderen omdat ze hadden gehoord dat hij een paus was.” Volgens Lucas was het een warm welkom, al had hij meteen het gevoel dat Hoet zich ergens aan ergerde. Toe hij hem daarover aansprak, uitte Jan Hoet stevige kritiek op het Hemelse Paradijs. “Kijk Luc,” begon Hoet, “ik moet eerljik zijn he. Dat is hier hopeloos cliché! Al die roze wolken en die bloemen, die roze engeltjes… Wat is dat nu voor iets. Spuuglelijk vind ik dat. Noemt gij dat schoon? Oeioeioei… Stuurt mij dan maar rap naar de Hel.”

Het kwam in de Hemel tot een vechtpartij tussen Jan Hoet en Jan van Eyck

Op dat moment kwam Hoet oog in oog te staan met Peter Paul Rubens. De Meester schudde vereerd de hand van Hoet om hem welkom te heten, en vroeg hem terloops wat hij van zijn werken vond. Hoet barstte meteen uit in één van de tirades die hem zo kenmerkten bij zijn leven. “Wat ik van uw werken vind? Trekt op niks! Dat vind ik daar van. Al die opeengestapelde lijven. Wat zegt dat nu? Niks! Dat zegt dat! En die kleuren. Jongens toch. Als ge daar te lang naar kijkt, dan wordt ge blind. Als gij met uw schilderijen ooit bij mij waart gekomen, ik had u buitengezet!”

Het was Rogier van der Weyden die een gekrenkte Rubens ter hulp kwam, enkel om zelf een stevige veeg uit de pan te krijgen over zijn “harken van figuren,” aldus Hoet. “Lelijk. Afschuwelijk. Neemt nu die kruisafneming van u. Dat is toch totaal pathetisch! Wat vind ge daar nu zelf van? Ge snapt toch waarom ze u en die Jan van Eyck daar de Vlaamse Primitieven noemen?”

Een furieuze Jan van Eyck kon het allemaal niet meer aanhoren, en diende Hoet van repliek door middel van een moker van een kopstoot. Of hij daarbij hulp kreeg van zijn broer, Hubert van Eyck, is niet helemaal duidelijk. Hoet beet van zich af, en het kwam tot een vechtpartij in het Hemelse Jeruzalem, waarbij niemand zich onbetuigd liet. “Hierzie jongen,” brieste van der Weyden terwijl hij Hoet tussen de benen schopte, “wat vind ge van díe kruisafneming?” De aartsengel Michael moest met zijn ordetroepen tussenbeide komen.

Enkel een getergde God de Vader kon de gemoederen bedaren, door bij de heethoofden te dreigen met een eeuwigdurende verbanning naar de periode van de rococo. Daarop viel het geruzie meteen stil, en werden voorzichtig enkele verontschuldigingen uitgewisseld. Daarop had Jan Hoet toch nog enkele lovende woorden over voor God. “Wel, uwen Hemel trekt op niks, maar die Schepping daar beneden: wat een feest, met al zijn dubbelzinnigheden, zijn lijden en verlossing, zijn schoonheid en lelijkheid, al die verrassingen… Ja, die Schepping ga ik nog missen.”

2 reacties op "Jan Hoet in de Hemel slaags met Oude Meesters"

Laat een reactie achter